Leerstoornissen
Onder leerstoornissen vallen 3 categorieën:
- Leesstoornissen
- Taalstoornissen
- Rekenstoornissen
Dyslexie wordt apart vernoemd, maar is nauw verwant met de taalstoornissen. Er is sprake van een vorm van dyslexie als bij een normale intelligentie een kind toch in ernstige mate lees- en spellingszwak blijkt te zijn. Sommige mensen vinden het nog moeilijk om te bepalen of dyslexie een leerprobleem of een gedragsprobleem is.
Een kind met een zwakke intelligentie, die lees- en spellings zwak is rekent men niet tot de dyslectische kinderen, maar onder zwak begaafde kinderen.
Wat is een leerstoornis?
Leren is het zich eigen maken van nieuwe vaardigheden, gedrag of kennis. Het leren is niet weg te denken uit ons dagelijks leven: stappen, fietsen, koken, de video bedienen, allemaal vaardigheden die we op een bepaald moment geleerd hebben. De school is een plaats waar kinderen op een planmatige wijze leren.
Problemen bij het leren worden op verschillende manieren duidelijk. Leerproblemen is de verzamelnaam voor leermoeilijkheden en leerstoornissen. Er is een duidelijk onderscheid tussen leermoeilijkheden en leerstoornissen. Een kind heeft leermoeilijkheden als het moeilijk mee kan op school. Hiervoor kan een aanwijsbare oorzaak voor gevonden worden. De oorzaak kan gelegen zijn in het kind zelf of bij de omgeving van het kind.
Een leergestoorde kind is een leerling die moeilijkheden heeft met één of meerdere schoolse vakken, maar waarbij andere gebieden van de ontwikkeling niet verstoord zijn. De oorzakelijke verbanden zijn niet direct aanwijsbaar. Leerstoornissen zijn problemen in het kenvermogen van het kind, die het leren van specifieke vaardigheden zoals lezen, spellen en rekenen belemmeren, maar op zich weinig of geen invloed uitoefenen op het leren in ruimere zin. Een aantal aanvullende kenmerken:
- Het is een langdurige en hardnekkige stoornis
- Er zijn geen grote belemmeringen op zintuiglijke, lichamelijk of neurologisch vlak.
- Intelligentie en leervermogen zijn in voldoende mate aanwezig.
- Er wordt voldoende inspanning geleverd door het kind en zijn omgeving.
- Het leren kan in verschillende mate gestoord zijn (ernst van het probleem).
Wim is negen jaar en zit in het derde leerjaar. Hij leest en schrijft als een zevenjarige. Wim is normaal begaafd en lichamelijk in orde. Ook al spant hij zich tot het uiterste in, woorden lezen en schrijven blijft moeilijk. Zijn huiswerk maken, vraagt heel veel tijd ook al helpt papa hem elke dag.
Kinderen die opvallend veel moeilijkheden vertonen bij het lezen, zonder direct aanwijsbare oorzaak, hebben dyslexie. Een definitie van dyslexie: het (leren) lezen verloopt ernstig gestoord. Het kind slaagt er niet in diverse leesstrategieën aan te leren, deze flexibel tot te passen en te automatiseren.
Een aantal kenmerken:
- Dyslectische kinderen lezen niet vlot. Ze blijven lang in het beginner stadium. Ze herkennen niet automatisch de opbouw van een woord en blijven spellend of radend lezen.
- Het spellend lezen verloopt traag, haperend en met veel herhaling. Daardoor raken de kinderen vaak de draad van de tekst kwijt.
- Het radend lezen maakt dat er veel fouten worden gelezen. Dyslectische kinderen lezen woorden die gelijken op het te lezen woord, ze lezen een synoniem. Deze kinderen passen echter bij het fout lezen van een woord, de volledige zin aan, zodat de zinsconstructie toch klopt.
- Dyslectici hebben moeite met inprenten. Ze vergeten snel wat ze hebben geleerd.
- Soms worden woorden van rechts naar links gelezen (“kat” – “tak”) of worden dubbele klinkers omgekeerd (“wei” – “wie”).
- Letter die op elkaar gelijken, houden ze moeilijk uit elkaar (b/d, m/n).
- Ze hebben moeite met het “sprongetje” maken met de blik over de regel. De kinderen moeten vaak even terug kijken naar het begin van de regel om te weten wat er stond. Hierbij vergissen de kinderen zich gemakkelijk bij de overgang van één regel naar de volgende.
- Ze ontmoeten dus een reeks hindernissen die extra inspanning vragen. Hierdoor ontgaat het zinsverband hen vaak.
Uit onderzoek blijkt dat dyslectische kinderen geen andere fouten maken dan andere kinderen. Dyslectische kinderen maken wel meer fouten en deze fouten zijn hardnekkiger. De meeste kinderen met een leesstoornis ondervinden ook problemen bij het spellen (schrijven). Vandaar dat dyslexie een verzamelwoord is geworden van lees- en schrijfstoornissen.
Dysorthografie
Het (leren) foutloos schrijven (spellen) verloopt ernstig gestoord. Het kind slaagt er niet in diverse schrijfstrategieën aan te leren, flexibel toe te passen en te automatiseren.
Een aantal kenmerken
- Kinderen met dysorthografie maken veel spellingsfouten. Ze blijven lang steken in het stadium van de beginneling.
- Bepaalde kinderen zijn vooral auditief gestoord. De meeste schrijffouten worden gemaakt bij woorden die bijna gelijk klinken (“deur” – “duur”). Het verschil in klank ontgaat hen.
- Andere kinderen hebben vooral moeite met woorden die wel gelijk klinken, maar er verschillend uitzien (“rauw” – “rouw”). Ze hebben de verschillende woordbeelden niet in hun geheugen geprent. Deze kinderen zijn vooral visueel gestoord.
- Kinderen met dysorthografie hebben moeite met de spellingsregels. Ze begrijpen de regels wel, maar kunnen ze moeilijk automatiseren.
- Ze verwisselen de volgorde van de letters of voegen per ongeluk een letter toe die elders in het woord voorkomt (“staart” – “straat”).
- Dikwijls schrijven deze kinderen erg slordig en kunnen ze geen nette bladvulling maken.
Berten zit in het tweede leerjaar. Het lezen en schrijven verloopt even vlot als bij de andere leerlingen. Rekenen vindt Berten een rotvak. Hij zit nog te zwoegen op zijn opgaven als zijn klasgenoten reeds lang klaar zijn. Zijn moeder legt de rekentaken telkens opnieuw uit, maar het wil maar niet lukken.
Dyscalculie
Het (leren) rekenen verloopt ernstig gestoord. Het kind slaagt er niet in inzichten en / of rekenvaardigheden en / of oplossingsstrategieën te verwerven, flexibel toe te passen en te automatiseren.
Een kind met dyscalculie heeft moeite met het automatiseren van basiskennis. Het korte termijn geheugen kan maar een beperkte belasting aan zodat kennis onvoldoende ingeprent raakt. Eenvoudige bewerkingen (4 x 3 = 12) zijn niet automatisch beschikbaar. Het kind moet het telkens weer uitrekenen. Dit proces verloopt langzamer en de kans op fouten is groot. Op die manier raakt een vlotte beheersing van de bewerkingen niet ingeslepen. Een kind met dyscalculie kan inzichtelijk redeneren en toch fouten maken. Het gebrek aan automatisering vraagt teveel van het geheugen. De leergestoorde leerling kent vaak efficiënte strategieën, maar gebruikt ze niet spontaan. Het heeft moeite met het oproepen of afleiden van de aangewezen strategie. Hierdoor komt de generalisatie van het geleerde in het gedrang. Een leerling met dyscalculie houdt vaak vast aan eenzelfde inadequate strategie voor alle rekenoefeningen. Deze soms omslachtige rekenprocedures kunnen naar een goed antwoord leiden, maar daardoor leert de leerling geen flexibiliteit aan. De leerling herkent in een opdracht vaak niet de relevante informatie. Daardoor besteedt de leerlng te veel tijd en energie aan het zoeken naar aanknopingspunten. Als de leerling geen aanknopingspunten vindt, dan volgt er raden, schatten en zeer snel werken. De leerling gebruikt vaak verschillende strategieën door elkaar. De fouten zijn dus niet consequent dezelfde. Dikwijls staat het leergestoorde kind niet stil bij het eigen denken (hoe pak ik het aan? Welke stappen moet ik zetten? …) Ook de verbale sturing van zijn oplossingsgedrag is minder vanzelfsprekend. De nodige taalbegrippen kunnen ontbreken.
A.D.(H).D.
ADHD is een afkorting die staat voor Attention Deficit (and Hyperactivity) Disorder. Pas in 1988 werd dit syndroom algemeen aangenomen. Daarvoor kregen kinderen die ongeconcentreerd waren het etiket M.B.D. (Minimal Brain Dysfunction). De basisproblematiek van het Adhd-kind is een gebrek aan zelfsturing, aan interne remmingskracht. Het kind kan interne stemmingen niet de baas en reageert impulsief op prikkels van de buitenwereld en van zichzelf. Steeds meer worden drukke en ongeconcentreerde kinderen gediagnosticeerd als A.D.(H).D.. Hierdoor ontstaat de indruk dat Adhd een eenduidig beeld is, maar er zijn echter veel soorten, evenals grote verschillen in ernst. De term hyperactieve of hyperkinetische kinderen overlapt voor een groot deel de Adhd-kinderen. Er is echter een verschil in klemtoon. Bij hyperkinetische kinderen ligt het accent op de overbeweeglijkheid, bij Adhd spreekt met over een tekort in het aandachtsvermogen en werkhouding.
Het basiskenmerk van Adhd is het gebrek aan zelfsturing. Deze kinderen reageren impulsief en zonder nadenken. Vaak treedt er achteraf spijt op, maar vaak maakt deze spijtbetuiging de gevolgen van hun gedrag op leer- en sociaal gebied niet meer goed. Deze leerlingen laten zich gemakkelijk overhalen door andere leerlingen tot ongewenst gedrag. De problemen liggen in de werkhouding, de overbeweeglijkheid en het gedrag van deze kinderen.
N.L.D.
NLD is de afkorting voor Non-Verbal Learning Disorder. Dit syndroom omvat de niet-verbale leerstoornissen. Daar waar dyslexie als een verbale leerstoornis wordt aanzien, is Nvld vergelijkbaar, maar dan op motorisch, niet-verbaal gebied. Opvallend hierbij is zijn de zwakke motorische, probleemoplossings- en sociale vaardigheden van het kind.
Een aantal kenmerken van Nvld:
- Weinig exploratiedrang bij zeer jonge kinderen (veel zitten en kijken)
- Een snelle taal/spraakontwikkeling in de peutertijd, na soms een aarzelend begin.
- Een langzame ontwikkeling van de motoriek en handvaardigheid.
- Weinig spel (zeker niet met constructiemateriaal)
- Veel praten, maar de taal-denkontwikkeling komt bij kleuters moeilijk op gang.
- Beperkt sociaal inschattingsvermogen (storten zich overal in, lastig met het inschatten van gelaatsuitdrukkingen)
- Veel moeite met nieuwe situaties.
- Uit psychologisch (intelligentie)onderzoek blijkt een significant lager scoren op performaal dan op verbaal gebied.
De problemen van deze kinderen situeren zich in de motoriek, het visueel ruimtelijke en de sociale omgang.
Signaleren
Een leer- of werkhoudingstoornis gaat niet over of geneest niet. Het is een blijvend probleem. Het vroeg opsporen ervan leidt tot een efficiëntere behandeling een een beperking van de gevolgen op lange termijn. Leerstoornissen zijn niet gemakkelijk herkenbaar. Sommige begaafde leergestoorde kinderen ontwikkelen bovendien compensatiemiddelen, waardoor ze hun probleem langer verbergen. Hoe vroeger een leer- of werkhoudingstoornis gesignaleerd wordt hoe beter de perspectieven tijdens de behandeling.
schema:
Eerste aanwijzingen | Eerste signalenontdekking | Algemeen onderzoek | Specifiek gericht onderzoek |
|
|
|
|
In het schema is het duidelijk welke belangrijk rol zowel de school (en het Centrum voor Leerling Begeleiding) als de ouders spelen bij het signaleren van leerstoornissen.