In de wetenschappelijke literatuur zijn vele verschillende theoretische definities van hoogbegaafdheid te vinden. Het ontbreken van helderheid maakt het voor onderwijsprofessionals lastig om hoogbegaafdheid te signaleren. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, is hoogbegaafdheid meer dan alleen een hoge IQ-score op een intelligentietest. Het is een verzamelnaam voor verschillende kenmerken die in een individu tot uiting kunnen komen.
Er zijn verschillende factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van hoogbegaafdheid:
Een eerste factor is de aanwezigheid van een hoge mate van intelligentie bij de leerling. Dit kan gemeten worden door een intelligentietest en wordt meestal uitgedrukt in een IQ-score. Een precieze grens wordt niet gegeven, maar algemeen wordt aangenomen dat we van hoogbegaafdheid speken bij een IQ-score van 130 en hoger.
Een tweede belangrijke factor is de hoge mate van creativiteit die de leerling laat zien. In dit geval wordt onder creativiteit het vermogen om bijvoorbeeld iets origineels te bedenken verstaan (buiten de gegeven kaders te denken). Dat kan een oplossing voor een bepaalde som zijn, maar het kan ook een vraag zijn die niemand anders zou bedenken.
Een derde factor is de aanwezigheid van een grote motivatie. De enorme gedrevenheid, het doorzettingsvermogen en het plezier dat getoond wordt bij het uitvoeren van een opdracht zijn bij hoogbegaafde leerlingen werkelijk bijzonder.
Zijn deze factoren allemaal in hoge mate aanwezig bij de leerling, dan hebben we te maken met een hoogbegaafde leerling. Het komt echter ook voor dat deze kenmerken niet altijd even sterk in de leerling aanwezig zijn. Een leerling met een hoge score op een intelligentietest, zonder een hoge mate van creativiteit en grote motivatie, noemen we dan ook hoog intelligent en niet hoogbegaafd. Net zoals er hoog intelligente leerlingen zijn, zijn er ook leerlingen die enkel beschikken over een hoge mate van creativiteit of die alleen een grote motivatie hebben.
De omgeving?
De drie genoemde factoren worden beïnvloed door enkele sociale omgevingsfactoren. Zo spelen het gezin, de school en de vrienden van de leerling een belangrijke rol in de ontwikkeling en het tot uiting komen van de begaafdheid. Deze sociale factoren kunnen zowel een negatieve als een positieve uitwerking hebben op de ontwikkeling van het kind. Wanneer een leerling opgroeit in een gunstige (leer)omgeving, zal het zijn of haar begaafdheid beter kunnen laten zien. Bij een diagnostisch onderzoek dient dan ook niet alleen gekeken te worden naar de intelligentie, de creativiteit en de motivatie van de leerling, maar net zo belangrijk, ook naar de sociale omgevingsfactoren (school, gezin en vrienden).
Hoogbegaafd in de klas
Soms vallen hoogbegaafden op omdat zij bijzonder presteren op een bepaald gebied. Zo halen sommige hoogbegaafden buitengewoon hoge cijfers op school, en/of weten ze voor elk probleem een oplossing te bedenken, en/of spelen ze weergaloos piano en/of nemen ze altijd de leiding wanneer er iets georganiseerd moet worden.
In de wetenschappelijke literatuur worden vele verschillende gebieden beschreven waarin hoogbegaafdheid zich kan uiten. Wanneer een leerling hoogbegaafd is op een gebied wil dat zeggen dat de leerling op dit gebied een hoge mate van intelligentie, een hoge mate van creativiteit en een grote motivatie laat zien. Hoogbegaafden kunnen begaafd zijn op meerdere gebieden, maar dat is niet altijd het geval. Voor de dagelijkse onderwijspraktijk zijn vier verschillende gebieden relevant. De overige gebieden zijn op school vaak minder sterk waar te nemen.
- Een leerling kan bijvoorbeeld op cognitief gebied uitblinken. Deze hoogbegaafden vallen op school vaak als eerste op, omdat zij zeer goed presteren op schoolse vaardigheden. Ze kunnen lessen snel opnemen en gemakkelijk onthouden (intelligentie). Ze beschikken over verschillende leersstrategieën en ze kunnen deze flexibel toepassen (creativiteit). Ze hebben weinig problemen met het maken van de lesstof en ze behoren tot de besten van de klas (motivatie).
- Daarnaast zijn er leerlingen die buitengewoon creatief zijn. Deze leerlingen worden minder snel als hoogbegaafd herkend. Ze blijven vaak zoeken naar oplossingen en mogelijkheden waar nog niemand anders aan gedacht heeft (motivatie). Ze gaan daarbij graag hun eigen weg en ze werken altijd net even anders dan de leerkracht van ze verwacht (creativiteit). Daarnaast beschikken deze leerlingen niet alleen over het vermogen om problemen op te lossen, vaak beschikken ze ook over het vermogen om problemen te bedenken (intelligentie). Ze worden daarom ook wel eens als ‘moeilijk’ in plaats van ‘hoogbegaafd’ bestempeld.
- Er zijn ook leerlingen die op artistiek gebied hoogbegaafd zijn. Deze leerlingen zijn bijvoorbeeld al op jonge leeftijd zeer muzikaal of ze kunnen zeer goed tekenen. Ze kunnen leren heel snel één of meerdere instrumenten te bespelen of ze leren al heel snel hoe ze verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen (teken)stijl. In ieder geval is duidelijk dat deze leerlingen graag experimenteren (creativiteit). Verder laten deze leerlingen al op zeer jonge leeftijd een enorm doorzettingsvermogen en perfectionisme zien. Ze stoppen pas waneer ze het spelen of tekenen werkelijk goed onder de knie hebben (motivatie). Op school worden óók deze leerlingen minder snel herkend. Ze worden niet altijd herkend omdat deze artistieke vaardigheden vaak als minder belangrijk worden gezien dan de cognitieve vaardigheden.
- Tenslotte zijn er nog de leerlingen die hoogbegaafd zijn op sociaal gebied. In tegenstelling tot wat vaak gedacht worden kunnen hoogbegaafden wel degelijk begaafd zijn op sociaal gebied. Veel hoogbegaafden beschikken bijvoorbeeld over goede leiderschapskwaliteiten. Ze kunnen weloverwogen besluiten nemen, ze hebben een goed overzicht van de situatie en ze kunnen goed communiceren (intelligentie). Deze leiderschapskwaliteiten weten ze in hun sociale omgeving flexibel in te zetten (creativiteit) waardoor ze vaak/uiteindelijk hun zin krijgen (motivatie). Dit ‘manipuleren’ van de omgeving wordt overigens niet altijd als positief gewaardeerd, maar in de maatschappij is het kunnen manipuleren een belangrijke eigenschap.
Er zijn ook veel hoogbegaafden waarbij de begaafdheid niet, of niet altijd tot uiting komt. Het is voor leerkrachten dan ook erg lastig om zulke leerlingen te herkennen. Toch zijn er nog enkele punten die leerkrachten kunnen ondersteunen bij het signaleren van een hoogbegaafde leerling.
- Ten eerste valt de brede woordenschat van hoogbegaafden op. Verbaal zijn ze sterk ontwikkeld en gebruiken ze woorden en begrippen die ongewoon zijn voor hun leeftijd. Denk bijvoorbeeld aan een jongentje van vijf jaar dat vertelt dat hij later graag etholoog of paleontoloog wil worden.
- Hoogbegaafde leerlingen kunnen, zoals eerder vermeld, zich goed concentreren en ze kunnen informatie snel opnemen, welk ze ook goed kunnen onthouden.
- Daarbij laten ze vaak zien dat ze hun werk goed kunnen plannen en organiseren, mits ze daarin ondersteund worden en de ruimte krijgen om het op hun eigen manier te doen.
- Ze houden graag overzicht over welke taken er in de klas gemaakt moeten worden en ze letten ook op de sociale structuur in de klas: ze observeren scherp en weten daardoor vaak wat er allemaal in de klas gebeurt. Verder zijn hoogbegaafden zeer kritisch naar zichzelf toe waardoor ze de lat vaak erg hoog voor zichzelf kunnen leggen. Ook naar anderen toe kunnen ze kritisch zijn. Hun rechtvaardigheidsgevoel speelt daarbij een belangrijke rol. Ze kunnen vaak slecht omgaan met onrechtvaardigheid en begrijpen dan ook niet waarom er bijvoorbeeld oorlogen zijn en waarom er hongersnood is.
- Ze denken al op jonge leeftijd diep na over deze (vaak moeilijke) onderwerpen.
Testen en onderzoek naar hoogbegaafdheid
Marlous is een meisje van 7 jaar en zit in groep 4. Ze houdt van paardrijden, tennis en puzzelen. Vooral het maken van Sudoku’s vindt ze de laatste tijd erg leuk. Op school gaat het goed met haar. Ze heeft veel vriendinnetjes en ze presteert ruim voldoende tot goed. Haar juf is tevreden over de inzet en de motivatie die Marlous laat zien. Toch maken de ouders van Marlous zich zorgen. Ze komt namelijk sinds een half jaar steeds vaker thuis van school met klachten over buikpijn en hoofdpijn. Volgens de huisarts is er lichamelijk niets mis met Marlous, maar hij gelooft wel dat de klachten echt zijn. Thuis begint Marlous ook steeds vaker te klagen over verveling op school. Ze zou veel liever moeilijker werk maken in plaats van steeds maar weer dezelfde sommen te moeten maken.
Na overleg met de intern begeleider van de school hebben de ouders besloten Marlous te laten onderzoeken door een orthopedagoog. Ze wilden graag weten of haar buik- en hoofdpijnklachten wellicht een gevolg zijn van verveling in de klas. Ook vragen ze zich af of Marlous wellicht hoogbegaafd is, want ze hebben gelezen dat hoogbegaafden vaker problemen krijgen wanneer ze zich vervelen op school .
Wanneer moet u uw kind laten onderzoeken?
De argumenten die ouders hebben voor het testen van hun kind zijn divers. Deze argumenten hebben echter één aspect gemeen: ouders willen het beste voor hun kind.
De meest voorkomende vragen van ouders zijn:
– Mijn kind heeft vage klachten: buikpijn, neerslachtigheid. Ontwikkelt mijn kind zich goed? Is er iets aan de hand?
– Mijn kind klaagt over verveling op school. ‘s Ochtends is hij moeilijk te motiveren om naar school te gaan; hij presteert echter prima en de leerkracht merkt hier niets van. Verveelt mijn kind zich echt? Moet hij meer uitgedaagd worden?
– Mijn kind is thuis gemotiveerd en enthousiast. Hij is nieuwsgierig en veelzijdig. Op school presteert hij echter matig tot slecht. Welk beeld is juist?
– Mijn kind gaat volgend jaar naar de middelbare school. Zijn basisschooltijd is normaal verlopen. Nu krijgt hij een ander advies dan verwacht. Welk niveau kan mijn kind aan?
– Mijn kind zit op de middelbare school. Zijn prestaties zijn altijd goed geweest; nu blijft hij (bijna) zitten. Is mijn kind aan het onderpresteren?
Deze vragen gaan vaak samen met twijfels over sociaal-emotionele ontwikkeling, faalangst en zelfbeeld. Een volledig onderzoek van het kind kan uitsluitsel geven over:
- Intellectuele capaciteiten (IQ, sterke en zwakke kanten)
- Faalangst
- Motivatie
- Zelfbeeld
- Persoonlijkheid
- Concentratie
- Sociaal-emotionele ontwikkeling
Didactisch onderzoek?
Didactisch onderzoek wordt verricht als er twijfel bestaat op welk schools niveau het kind presteert. Een voorsprong hierin is duidelijk voor leerkrachten te herkennen; ze kunnen beter inschatten op welk niveau het kind lesstof aangeboden moet krijgen. Er kan gekeken worden naar spelling, begrijpend lezen, technisch lezen en rekenen. Voor de volledigheid, kunt u het beste een didactisch onderzoek combineren met een intelligentieonderzoek.