Wat is dyscalculie?
Dyscalculie is een leerstoornis die ontstaat als gevolg van stoornissen in de cognitieve (het kunnen omgaan met de verwerking van informatie en kennis) ontwikkeling van het kind. Dit houdt het verwerken, organiseren, bewaren en weer ophalen van informatie in de hersenen in. Stoornissen in de cognitieve ontwikkeling kunnen het gevolg van een hersenbeschadiging of erfelijk van aard zijn. Daarnaast kunnen stoornissen optreden bij ernstige didactische en pedagogische verwaarlozing.
Wil men van dyscalculie bij een kind spreken dan moet er sprake zijn van een (ruime)achterstand in rekenen in vergelijking met leeftijdgenoten. Daarnaast moeten er geen andere stoornissen en geen gestoorde ruimtelijke ontwikkeling aanwezig zijn. De aanwezigheid van een stoornis en of een afwijking in de ruimtelijke ontwikkeling kunnen ook als oorzaak functioneren voor het voorkomen van rekenproblemen bij het kind. In zo’n geval spreekt men van secundaire leerstoornissen.
Men spreekt vaak ook van dyscalculie als leerlingen blijvende en opvallende moeilijkheden hebben met rekenvaardigheden en wiskunde en dit ondanks een normale intelligentie. Deze leerlingen kunnen moeilijkheden hebben met het begrijpen van de wiskunde, maar de moeilijkheden kunnen zich ook uiten in opvallend veel rekenfouten zonder gemis aan begrip. Deze term (dyscalculie) is minder bekend dan dyslexie. De letterlijke betekenis is: ‘slecht kunnen rekenen’. Als een kind niet goed kan rekenen heeft dat in de basisschool minder consequenties dan als er met lezen iets aan de hand is, omdat rekenen een veel kleinere rol speelt bij de andere vakken.
Waarmee kunnen problemen met rekenen zoal te maken hebben?
-
-
- Een kind kan over zwakke intellectuele mogelijkheden beschikken, wat zichtbaar wordt bij alle leergebieden
- Er kan sprake zijn van een leesprobleem, waardoor leessommen extra moeite kosten (redactiesommen)
- Er kunnen problemen zijn met de rekenmethode en soms ook met het lesgeven; Dan ligt het aan het onderwijs
-
Als de oorzaak niet in het bovenstaande ligt, dan moeten we kijken hoe het kind zich de basisvaardigheden eigen maakt:
- Herkent het kind de getalsymbolen? Is er een directe koppeling tussen het zien van het cijfer 5 en het daarbij behorende aantal? En ook andersom: roept het cijfer 5 ook de hoeveelheid op dat erbij hoort? Hoe zit het met het begrip van de tekens, zoals +, – en =?
- Verder spelen geheugenproblemen nogal eens een rol. Al rekenend raken ze de informatie kwijt uit hun werkgeheugen (korte termijn geheugen).
- De basisvaardigheden van optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen komen er niet in (automatisering).
- Ook de manier van werken die het kind hanteert kan een bron van verwarring zijn (strategie).